h

Provincie al lang op de hoogte van gevaarlijke oevers Meeslouwerplas

31 januari 2005

Provincie al lang op de hoogte van gevaarlijke oevers Meeslouwerplas

Naar aanleiding van eigen onderzoek van de SP statenfractie omtrent de staat van de oevers in de Meeslouwerplas in recreatiegebied Vlietland en antwoorden op eerdere schriftelijke vragen, stelt de partij opnieuw vragen aan Gedeputeerde Staten.
De SP meent namelijk dat de provincie grove nalatigheid verweten kan worden in de hele kwestie. Uit documenten die in het bezit van de SP fractie zijn, blijkt dat sinds 1991 door diverse instanties met grote regelmaat richting de provincie is gecorrespondeerd over de slechte en gevaarlijke staat van de oevers. Uit antwoorden aan de SP fractie blijkt dat er pas in 2003 door de provincie druk op de zandwinner (Rijnland BV) is uitgeoefend om de oevers in de juiste staat te herstellen, waarna de zandwinner enkele summiere herstelwerkzaamheden heeft uitgeoefend.
Tot die tijd is er vooral veel overlegd, terwijl in de vergunning duidelijk is opgenomen in welke staat de plas moet worden opgeleverd.

SP Statenlid Bart Vermeulen; “Jarenlang heeft de provincie de zandwinner haar gang laten gaan zonder te handhaven of er wel volgens de vergunning werd gewerkt en na de beëindiging van de zandwinning moest het ook nog eens bijna 4 jaar duren voordat er daadwerkelijk iets aan de gevaarlijke situatie werd gedaan. Dat is onverantwoord en het wordt tijd dat Gedeputeerde Staten dat eens haarfijn uitleggen.”

Ook blijkt dat de vergunning in 2000 verlopen was, maar dat de zandwinning pas in 2001 is beëindigt. De SP fractie vreest dat er dus een tijdlang zonder vergunning is gewerkt.

Vermeulen; “De zandwinner laat al gedurende zeer lange tijd blijken dat hij de schade wat door eigen toedoen is veroorzaakt niet wil herstellen, terwijl de vergunning heel duidelijk is over wat er moet gebeuren. Het wordt tijd dat de provincie zelf de plas hersteld en de kosten verhaalt op de zandwinner.”

Hieronder staan de schriftelijke vragen.

Onderwerp: Vervolg vragen Meeslouwerplas

Toelichting: Op 16-11-04 hebben GS antwoord gegeven op schriftelijke vragen van de SP fractie (1912) over het instortingsgevaar en de gevolgen van de zandwinning in de Meeslouwerplas.
Naar aanleiding van de antwoorden en eigen onderzoek acht de SP fractie vervolgvragen over deze kwestie noodzakelijk.

Uit de beantwoording blijkt dat in week 46-47 de conceptresultaten van een onderzoek naar de staat van de plas gereed zouden zijn.

1. Wat is de reden dat de definitieve resultaten van het genoemde onderzoek nu (31-01-05), na 10 weken, nog steeds niet gereed zijn?

Verder blijkt uit de beantwoording op vraag 1 dat de taluds plaatselijk te steil zijn en het onderwaterbanket te smal, blijkt uit het antwoord op vraag 3E dat er in 1999 al overleg is gestart met de vergunninghouder omdat er nog geen situatie was bereikt conform de vergunningvoorschriften, dat in 2003 de vergunninghouder schriftelijk is gewezen op hetzelfde punt (antwoord op vraag 5c), dat werkzaamheden van de vergunninghouder in mei 2004 nog niet tot het gewenste resultaat hebben geleid (5C) en dat u al in 1991 op de hoogte was van het feit dat er een oeverval heeft plaats gevonden (antwoord op vraag 6a).

2. Hebt u na de oeverval in 1991 onderzoek gedaan naar de staat van de overige oevers en de kade, anders dan het deel waar de oeverval heeft plaats gevonden?
Indien ja, wat was daar de uitkomst van?
Indien nee, waarom niet?

3. Wat is de reden dat overleg tussen de provincie en de vergunninghouder over de oplevering conform de vergunningvoorschriften zo lang duurt en zelfs moeizaam verloopt zoals uit antwoord op vraag 5c (1912) blijkt?

4. Is het correct dat de vergunninghouder bij haar werkzaamheden in mei 2004 op zo´n 31 plaatsen de oever/ taluds niet heeft hersteld conform de vergunningvoorschriften en het eigen plan van aanpak?
Indien ja, waarom niet en heeft u de vergunninghouder daarop aangesproken en tot welke afspraken heeft dat geleid?

5. Bent u van mening dat, gezien de voorgeschiedenis die naar uw eigen zeggen al sinds 1999 aan de gang is en tot op heden niet tot het gewenste resultaat heeft geleid, de vergunninghouder voldoende medewerking verleent teneinde de plas in een veilige en volgens de vergunningvoorschriften voorgeschreven staat af te leveren?
Indien ja, op basis van welke feiten vindt u dat?
Indien nee, hoe komt dat volgens u?

Medio jaren 80 is de zandwinning in de Meeslouwerpolder van start gegaan en in 2001 is deze beëindigd. In 1999 werd geconstateerd dat de oevers niet aan de vergunningvoorschriften voldeden.

6. Heeft er gedurende de gehele periode van de zandwinning handhaving plaats gevonden naar de naleving van de vergunningvoorschriften door de vergunninghouder?
Indien ja, hoe en door wie is dat gebeurd en waren er al eerder constateringen gedaan die het niet naleven van de vergunning aantoonden?
Indien nee, gedurende welke periode heeft er geen handhaving plaats gevonden en waarom niet?

7. Voldeden de oevers en taluds naar Uw mening al voor 1999 niet aan de vergunningvoorschriften, gerekend naar de staat van de taluds op dit moment en de signalen zoals die voor 1999 door de provincie zijn ontvangen? (zie de toelichting voor vraag 25)
Indien ja, is dat ook geconstateerd en wat heeft u daar voor consequenties aan verbonden?
Indien nee, op basis van welke informatie vindt u dat?

8. Wat zijn de (formele) taken van bureau handhaving en de GZH in het gebied van de Meeslouwerplas/ recreatiegebied Vlietland ten aanzien van de (voormalige) zandwinning?

9. Wanneer krijgen Provinciale Staten de gegevens van de metingen die u toezegt in vraag 3c (1912)?

De verleende uitbreiding van de ontgrondingvergunning is op 15 maart 1995 van kracht geworden en op 16 maart 2000 verlopen. Uit antwoord op vraag 4b blijkt dat de zandwinning pas in 2001 is beëindigt. Verder schrijft u dat er geen verplichte rapportages en metingen in de genoemde vergunningen zijn opgenomen.

10. Op welke datum is de zandwinning in 2001 beëindigd?

11. Waarom zijn er geen verplichte rapportages en metingen in de genoemde vergunningen opgenomen?

12. Was er voor de periode vanaf 16 maart 2000 tot aan de datum in het antwoord op vraag 10 een vergunning nodig voor de zandwinning?
A. Indien ja, welke vergunning was dat?
B. Indien ja, is de vergunning uit A ook aangevraagd en verleent?
C. Indien nee bij B waarom niet?
D. Indien nee op vraag 11, waarom niet?

13. Is er in de lopende en nieuw te verstrekken ontgrondingvergunningen wel sprake van verplichte periodieke rapportages en metingen?
A. Indien nee, waarom niet?
B. Indien nee, Bent u voornemens om dat bij toekomstige vergunningen op te nemen?
C. Indien nee bij B, waarom niet?

Uit antwoord op vraag 7 (1912) blijkt dat de provincie winrechten heeft verkregen bij de uitbreiding van de vergunning in 1993. Verder heeft de vergunninghouder een waarborgsom van 250.000 gulden betaald, gebaseerd op 1,50 gulden per vergunde hoeveelheid m3.

14. Op basis van welke criteria is het bedrag van de winrechten gebaseerd?

15. Op basis van welke vergunning is het bedrag van de waarborgsom vastgesteld?

16. Is de waarborgsom bij de uitbreiding van de vergunning nog aangepast?
Indien ja, tot welk bedrag?
Indien nee, waarom niet?

17. Welke hoeveelheid zand mocht er per vergunning gewonnen worden?

18. Hoeveel zand is er in totaal door de vergunninghouder gewonnen?

Zoals hierboven al eerder beschreven, verloopt het overlegproces met de vergunninghouder zeer moeizaam en zijn er naar de mening van de SP fractie nog steeds potentieel zeer gevaarlijke locaties langs de plas die snel aangepakt dienen te worden, zeker nu een rapport daarover uitblijft.

19. Bent u voornemens om zelf de oevers/ taluds ed. te laten herstellen conform de vergunningsvoorschriften nu de vergunninghouder al jarenlang in gebreke blijft en daar dus de waarborgsom voor aan te spreken?
Indien ja, per wanneer?
Indien ja, waarom nu pas?
Indien nee, waarom niet?

20. Welk bedrag zal er bij benadering nodig zijn om de plas conform de vergunningvoorschriften op te leveren?

21. Wat zijn de (financiële) gevolgen voor vergunninghouder en provincie als de provincie middels de waarborgsom de oevers ed. laat herstellen en het bedrag van de waarborgsom onvoldoende blijkt?

22. Wat is de reden dat de zandzuiger in de Meeslouwerplas nog steeds verplaatst wordt?

23. Op of rond welke datum wilt u uiterlijk dat de Meeslouwerplas in de juiste staat wordt opgeleverd?

24. Bent u voornemens om het (toekomstige) plan van aanpak voor het herstel van de plas met derden te bespreken (waaronder de bewoners en bijvoorbeeld de commissie visserijkundig beheer en andere gebruikersgroepen)?
Indien nee, waarom niet?

Uit correspondentie aan de SP fractie blijkt dat op 3-9-1991 omwonenden van de Oostvlietweg hun bezorgdheid over de oeverval van 23-08-1991 middels aangetekende brief aan Gedeputeerde Staten (mevr. HL Blok) kenbaar hebben gemaakt, dat de werkgroep milieubeheer Leiden (WMBL) onder andere per brief van 27-12-1994 aan GS hun constateringen dat de helling van de taluds in de Meeslouwerplas her en der te steil zijn kenbaar hebben gemaakt (en ontvangstbevestiging van GS is daarop gevolgd), dat de commissie visserijkundig beheer Vlietland (CVBV) vanaf 1994 herhaaldelijk (zo goed als jaarlijks) diverse brieven naar de provincie heeft gestuurd over schade aan de oevers en de oeververdediging, dat diezelfde commissie daarover en over oa de diepte van de plas en de staat van het eiland in de plas diverse brieven aan de (voorloper van) de GZH heeft gestuurd, er een rapport van de commissie visserijkundig beheer aan de GZH en GS is gezonden waarin (met foto´s) de slechte staat van de eilanden is aangetoond (oktober 1996), de directeur van Vlietland BV in april 1999 een brief aan GS heeft gestuurd over de slechte oevers en er herhaaldelijk door de CVBV is gewezen op het uitblijven van een rapport naar de stand van zaken rond het zandzuigen en de staat van de oevers en het eiland.
U moet dus al sinds zeer lange tijd op de hoogte zijn van de slechte staat van de oevers en het feit dat er plaatselijk te veel zand is gewonnen.

25. Met welke van de bovenstaande correspondentie bent u bekend?
Indien u met een of enkele documenten niet bekend bent, welke zijn dat en wat is daar de reden van?

26. Welke activiteiten heeft de provincie (al dan niet naar aanleiding van bovengenoemde correspondentie) sinds 1991 ondernomen om de oevers ed. in een veilige en volgens de vergunningsvoorschriften voorgeschreven staat op te laten leveren en wanneer hebben die activiteiten plaats gevonden?

27. Waarom heeft de provincie deze kwestie zo lang voort laten duren, terwijl er gedurende langere tijd en van diverse instanties signalen door kwamen dat er potentieel gevaarlijke situaties waren ontstaan als gevolg van de zandwinning?

28. Bent u van mening dat de provincie in deze kwestie (sinds 1991) op de juiste manier heeft gehandeld (oa gelet op de punten van de handhaving, overleg met de zandwinner, signaleren van misstanden, tijdsduur en correspondentie met derden).
Indien ja, waarop baseert u dat?
Indien nee, wat is er misgegaan en waarom?

29. Waarom heeft de bovengenoemde rapportage naar de afwerking van de oevers en de diepte van de plas zo lang op zich laten wachten?

30. Heeft er op 26 oktober 2001 (of een andere datum rond die tijd) overleg plaats gevonden tussen de directeur van Vlietland BV en gedeputeerde van der Sar of een andere vertegenwoordiger van de provincie?
A. Indien ja; is in dat gesprek de (voorgeschiedenis van de) kwestie van de slechte staat van de oevers en het uitblijven van bovengenoemd rapport besproken?
B. Indien ja bij A, welke gevolgen heeft dat gesprek gehad?

31. Waarom heeft het tot juli 2003 moeten duren voordat er borden op het eiland zijn geplaatst die waarschuwen voor onveilige oevers, terwijl er in 1996 al aan de provincie is gemeld dat de oevers bij de eilanden veel te steil waren (zie oa het rapport van de CVBV en de brief uit 1994 van de WMBL) en er gevaar voor de betreders bestond?

32. Waarom beweerden woordvoerders van de provincie nog in de tweede helft van 2004 via de media bij herhaling dat er geen sprake was van een ernstige situatie, terwijl u op dat moment al heel lang op de hoogte was van het tegendeel?

33. Is het mogelijk dat betreders van het gebied (oa oevers het eiland) door de lange duur van deze kwestie aan potentieel gevaarlijke situaties hebben bloot gestaan (gelet op het feit dat pas sinds 14 juli 2004 een deel van de oevers en het eiland afgesloten zijn)?

In vraag 8B (1912) kondigde u een onderzoek aan naar de naleving van lopende en verlopen vergunningen voor zandwinningen in de gehele provincie dat begin december 2004 kon zijn afgerond.

34. Wanneer is het onderzoek afgerond en wordt dat aan provinciale staten verstrekt?

Op dit moment bevinden zich in de Meeslouwerplas (buiten de zandzuiger) al sinds langere tijd (permanent) 2 vaartuigen, waarvan 1 aan de westzijde van de plas, ter hoogte van de Voorschotense wijk Starrenburg bij de doorgang naar het Rijn-Schiekanaal en 1 aan de oostzijde van de plas ter hoogte van 2 eilandjes en de doorgang naar de Meerburgerwatering.

35. Op basis van welke vergunningen/ ontheffingen of regelingen bevinden de genoemde vaartuigen zich in de Meeslouwerplas?

U bent hier