h

Column: Dat snapt zelfs een kind

17 augustus 2008

Column: Dat snapt zelfs een kind


Naast statenlid ben ik ook geschiedenisleraar. Als geschiedenisleraar geef je niet alleen les over het verleden, maar moet je ook de politiek uitleggen: Staatsinrichting. Dat doen we in de derde klas, en in de bovenbouw meestal nog eens. Natuurlijk is niet alles daarvan even nuttig, maar ik zie het toch als mijn taak om ervoor te zorgen dat zelfs de minst geïnteresseerde 15-jarige het verschil weet tussen de Tweede Kamer en het kabinet. Behalve de minimumleiders die alleen in de klas zitten te wachten tot de pauze begint, heb je in elke klas ook een paar toppers, die oprecht geïnteresseerd zijn in de stof, zelfs als dat over een taai onderwerp als de rechten van volksvertegenwoordigers in een democratie gaat. Deze leerlingen kunnen die rechten verdelen in twee categorieën, de wetgevende en de controlerende taken. En ze kunnen heel goed beredeneren dat het democratisch is dat de bestuurders worden gecontroleerd door de volksvertegenwoordiging. Eigenlijk snappen zij ons bestuur beter dan Manita Koop, een van de gedeputeerden in Zuid-Holland. Want die controlerende taak probeert zij steeds in de wielen te rijden, bijvoorbeeld door onvolledige informatie te geven. Mijn leerlingen kunnen prima uitleggen dat je het bestuur niet goed kan controleren als je niet alle informatie hebt. De Milieueffectrapportage (MER) van de RijnGouweLijn is hier een goed voorbeeld van.

De Leidse jurist Ton de Bruin had mij (en anderen) erop gewezen dat er alleen een MER was uitgevoerd voor de RGL West. Hij was van mening dat dit ook voor het oostelijk deel nodig was. Samen met de statenleden Harre van der Nat (SP) en Geertjan Wenneker (D66) heb ik toen aan GS gevraagd waarom ze vonden dat er geen MER uitgevoerd hoefde te worden. Het bleek het begin van een bizarre soap.

GS antwoordde ons dat de commissie MER had geadviseerd dat het niet nodig was om een MER uit te voeren voor de RGL Oost. Het klonk als een aardig antwoord, totdat diezelfde Ton de Bruin het ging navragen bij de commissie MER. Die zei dat ze nooit zo’n advies hadden gegeven, en dat dit ook hun taak niet was. Het advies dat GS bedoelde, was niet meer dan een bijzin in de inleiding van de MER voor de RGL West. Het was geen beleidsadvies, maar alleen de constatering van het feit dat GS vond dat er geen MER nodig was voor het oostelijke deel van de lijn. Niet echt een goede onderbouwing van het standpunt dus.

Toen ik gedeputeerde Koop vroeg hoe dit nu zat, bleef ze zichzelf herhalen: GS baseerde zich, zo zei ze, op het advies van de commissie MER. Dat ik allang had aangetoond dat dit geen advies was, negeerde zij volledig. Ze noemde wel een andere bron van informatie: De landsadvocaat had een advies gegeven. Maar geen enkel statenlid kreeg dat advies te zien. Ik vond dat ik verkeerd en onvolledig werd ingelicht. De gedeputeerde bleef immers maar terugkomen op het advies van de commissie MER (dat geen advies was), en die brief van de landsadvocaat kreeg niemand te zien. Ik diende dus een motie van afkeuring in. Zo kan je immers geen gedeputeerde controleren. De andere partijen waren dat echter niet met me eens.

Inmiddels zijn we ruim een maand verder, en het advies van de landsadvocaat heb ik nog steeds niet gezien. Ik heb er wel om gevraagd, maar ik kreeg het niet. Het stuk was inmiddels ‘geheim verklaard’. Er moet speciaal vergaderd worden door GS om te bepalen of ik het mag lezen. Maar ja, ze zijn op vakantie, dus het duurt nog even. En zo wordt het spelletje dus gespeeld. Zolang ik als volksvertegenwoordiger te weinig informatie heb, kan ik GS niet goed controleren. Dat snapt zelfs een kind.

Erik Maassen

U bent hier